18 mei 2018 / Taal
“Op een mooie Pinksterdag…” Geen toepasselijker moment om deze Annie M.G. Schmidt-klassieker te zingen dan nu. Niet alleen zijn de weergoden ons goed gezind dit lange weekend, Pinksteren valt dit jaar ook nog eens samen met de geboortedag van de schrijfster – in 1997 uitgeroepen tot Annie M.G. Schmidt-dag. Ook nu zijn kinderen nog altijd dol op haar verhalen en liedjes. Maar wist je dat haar erfgoed ook voor ons tekstschrijvers heel waardevol is? Denk maar aan de term jip-en-janneketaal, voer voor veel discussie in de branche. Waarom zijn de verhalen over Jip en Janneke zo’n bekend voorbeeld geworden? En wat kan een tekstschrijver daarvan leren?
De verhalen over Jip en Janneke verschenen tussen 1952 en 1957 in het Parool en werden later gebundeld om vervolgens talloze keren te worden herdrukt. Hele generaties zijn er dus mee opgegroeid. Maar pas in 2002 krijgt het begrip jip-en-janneketaal een bredere betekenis. VVD-partijvoorzitter Bas Eenhoorn vindt lijsttrekker Hans Dijkstal te genuanceerd in zijn woordkeuze en roept hem op om meer in ‘jip-en-janneketaal’ uit te leggen waar de VVD voor staat. De term ontstaat dus in de politiek, notabene een sector die nu niet bepaald bekendstaat om zijn begrijpelijke taal. Toch kent iedereen sindsdien het begrip jip-en-janneketaal als taal die voor iedereen in de maatschappij te begrijpen is.
Wat is nu precies typerend voor jip-en-janneketaal? Om te beginnen gaat het dan om korte zinnen met korte woorden. Tekstwetenschappers die de verhalen analyseerden, concludeerden dat de teksten op AVI 4-niveau zijn – het niveau dat een leerling in groep vier van de basisschool kan lezen. Als je dat hoort, is het niet verwonderlijk dat veel professionals – zoals in de juridische sector – het liefst ver weg blijven van de term jip-en-janneketaal. Want ze willen best in begrijpelijke taal communiceren, maar daarbij hun doelgroep natuurlijk niet aanspreken alsof het kleine kinderen zijn. Bovendien mogen vooral juridische teksten niet voor meerdere soorten uitleg vatbaar zijn. HEMA ging hier bijvoorbeeld eens de mist in met zijn reisverzekeringsteksten. Wat er in de voorwaarden stond, was dat klanten hun geld zouden terugkrijgen bij annulering vanwege een ernstige ziekte of ernstige verwonding. Een verzekerde verstuikte zijn enkel, kreeg van de dokter het advies niet meer op wandelvakantie te gaan en deed beroep op zijn verzekering. Maar HEMA vond deze blessure niet onder ernstige verwonding vallen. Een rechtszaak moest uiteindelijk uitsluitsel geven.
Uit onderzoek blijkt trouwens dat alleen maar korte zinnen gebruiken niet eens zo veel effectiever is. Het gaat erom dat je samenhang tussen die zinnen creëert – iets wat Annie M.G. Schmidt ook duidelijk deed. Zij gebruikte veel signaalwoorden, zoals en, toen, maar en want. Bekijk het volgende voorbeeld maar eens (afkomstig uit een vmbo-studieboek voor geschiedenis in klas 2), waarin geen signaalwoorden staan:
Bouterse bleek een dictator.
Hij regeerde in zijn eentje.
Hij liet zelfs mensen vermoorden.
Bouterse werd weer aan de kant gezet.
Wanneer gaat het echt goed met Suriname?
In Suriname telt elk volk graag mee.
Elkaar vertrouwen blijft moeilijk.
Terwijl in dit fragment uit het Jip en Janneke-verhaal ‘Plaatjes knippen’ wél de samenhang tussen de zinnen duidelijk wordt.
Jip en Janneke hebben een poosje op de vensterbank gezeten en naar buiten gekeken. Maar er kwam niemand voorbij. Alleen maar een klein hondje. Toen zijn ze plaatjes gaan kijken. En alle plaatjesboeken hebben ze al uit.
Daarnaast is de schrijfstijl van Annie M.G. Schmidt persoonlijk, zoals het volgende fragment laat zien:
Wat een lekker ijsje! Jip lustte er nog wel een.
Terwijl ze ook afstandelijker had kunnen schrijven:
Jip zegt: ‘Wat een lekker ijsje! Ik lust er nog wel een.’
Door de ogen van anderen schrijven, dus. Maar is deze kennis wel toe te passen als tekstschrijver, als je geen leesverhalen maar bijvoorbeeld websiteteksten schrijft? Jazeker. Je kunt je teksten ook persoonlijker maken door vooral actieve formuleringen te gebruiken. Vergelijk uit Jip en Janneke: Ze schreeuwen en ze gillen met Er wordt geschreeuwd en gegild. De eerste vorm is veel concreter; je ziet voor je wíe er aan het schreeuwen en gillen zijn. Schrijf je nu bijvoorbeeld een webtekst waarin je een bestelprocedure uitlegt, dan uit zich dat in de volgende verschillen:
We versturen een bevestigingsmail naar uw e-mailadres.
Er wordt een bevestigingsmail naar uw e-mailadres verstuurd.
Korte zinnen, samenhang en persoonlijkheid – dat lijkt het algemene advies van jip-en-janneketaal. Maar volgden we die raad niet altijd al op? Is dit niet de basis van elk handboek voor tekstschrijven? Wat mij betreft schrijven we dus vooral wél begrijpelijke taal, maar laten we de term jip-en-janneketaal voortaan waar-ie hoort: bij de verhalen van Annie M.G. Schmidt.
Zit jij ook met een lastige boodschap die je in begrijpelijke taal wilt overbrengen? Kunnen wij voor je doen! Neem gerust contact met ons op.
Headerafbeelding: Unsplash